Bloedtests kunnen de effectiviteit van depressiebehandeling voorspellen

Wetenschappers van de Loyola Universiteit zeggen dat ze de eerste betrouwbare manier hebben gevonden om te voorspellen of een antidepressivum zal werken bij een specifieke persoon met een depressie.

De methode bleek een bloedtest te zijn voor een eiwit genaamd vasculaire endotheliale groeifactor (VEGF). Wetenschappers van Loyola ontdekten dat depressieve patiënten met een hoog VEGF-gehalte in hun bloed 85 procent of volledige verlichting van hun depressie ervoeren na inname van escitalopram (merknaam Lexapro®), vergeleken met 10 procent van de depressieve patiënten met een laag VEGF-gehalte.

Ongeveer 60% van de patiënten met een depressie reageert niet volledig op de medicijnen die hun arts voorschrijft. Daarom schrijven artsen vaak steeds weer andere medicijnen voor voordat ze er een vinden die echt werkt. "Als we de effectiviteit van antidepressiva vooraf zouden kunnen voorspellen, zou dat het werk van de arts en de behandeling van de patiënt vereenvoudigen", aldus Haleris, auteur van de studie.

Aan het onderzoek namen 35 patiënten deel die escitalopram gebruikten voor de behandeling van een ernstige depressieve stoornis. Escitalopram behoort tot een klasse antidepressiva die selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) worden genoemd. Andere veelgebruikte SSRI's zijn Prozac, Seroxat en Zoloft.

Een mogelijke hypothese die het werkingsmechanisme van SSRI's verklaart, is de neurogene theorie. Volgens deze theorie herstellen SSRI's zenuwcellen in bepaalde delen van de hersenen die bij patiënten met depressie atrofiëren.

Een studie uitgevoerd door wetenschappers van Loyola bevestigde deze theorie. Het gebruik van escitalopram leidde tot de regeneratie van inactieve neuronen in de corresponderende hersengebieden. Deze regeneratie vond plaats via VEGF. In de hersenen stimuleert VEGF de groei van bloedvaten en activeert het hersencellen. Het lijkt erop dat patiënten met hogere VEGF-niveaus een intensievere regeneratie van neuronen ervoeren, wat gepaard ging met een vermindering van depressieve symptomen.

Als de bevindingen van het onderzoek door verder onderzoek worden bevestigd, kan dit artsen enorm helpen bij het bepalen van de behandelstrategie voor depressie. Als een patiënt bijvoorbeeld een laag VEGF-gehalte heeft, kan een arts mogelijk geen SSRI voorschrijven en in plaats daarvan alternatieve klassen antidepressiva proberen, zoals bupropion, of andere behandelingen voor depressieve stoornissen, waaronder psychotherapie of transcraniële magnetische stimulatie.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ], [ 4 ], [ 5 ]