Verliefdheid verhoogt hersenactiviteit

Uit een onderzoek van een internationale groep wetenschappers uit de VS en China blijkt dat verliefdheid invloed heeft op het denkvermogen van een persoon.

Voor hun onderzoek maakten de specialisten gebruik van magnetische resonantiebeeldvorming (MRI). Aan het experiment namen 100 vrijwilligers deel (jongens en meisjes van één universiteit in China). Alle deelnemers werden in drie groepen verdeeld: de eerste groep bestond uit degenen die ten tijde van het experiment een relatie hadden en verliefd waren, de tweede groep bestond uit degenen die onlangs een breuk met hun geliefde hadden gehad, en de derde groep bestond uit degenen die al lange tijd geen liefdesrelatie meer hadden gehad.

Tijdens het experiment moesten de deelnemers hun hoofd leegmaken van alle gedachten. Tijdens de hersenscan waren de hersengebieden die verband houden met beloning, motivatie, emotiemanagement en sociale cognitie actief bij de deelnemers uit de eerste groep (de geliefden). De specialisten ontdekten ook dat de intensiteit van deze gebieden verband hield met de duur van de relatie.

In de tweede groep, waarin de deelnemers recentelijk een breuk met hun geliefden hadden gehad, was de activiteit in deze gebieden verminderd, maar er werd wel activiteit gevonden in de nucleus caudatus van de hersenen. In de derde groep (waarin de deelnemers lange tijd single waren geweest) was de hersenactiviteit verminderd.

Experts merkten op dat verliefdheid een positief effect heeft op mentale activiteit, waardoor iemand "slimmer" wordt. Volgens de onderzoekers kan het werk dat ze hebben verricht uniek worden genoemd, omdat het bewijst dat het verliefdheidsgevoel direct van invloed is op de werking en structuur van de hersenen. De experts zijn nu van plan een test voor "liefde" te ontwikkelen. Volgens hun plannen zal een dergelijke test worden uitgevoerd met behulp van hersenscans (magnetische resonantiebeeldvorming of een andere methode).

Een andere studie, uitgevoerd door specialisten uit Oxford, stelde vast dat het geweten van een persoon zich in de hersenen bevindt. Deze studie bevestigt, volgens de wetenschappers zelf, dat een persoon schaamte ervaart omdat dit inherent is aan zijn aard, en niet omdat het wordt bepaald door morele principes in de maatschappij. Het doel van het experiment was de wens van de wetenschappers om het fysiologische bestaan van het geweten bij mensen wetenschappelijk te bewijzen.

Aan deze studie namen 25 mensen (mannen en vrouwen) deel. De specialisten voerden een grondig onderzoek uit naar de structuur van de hersenen met behulp van magnetische resonantiebeeldvorming (MRI).

De onderzoekers scanden de prefrontale cortex van de hersenen van de deelnemers en vergeleken de gegevens vervolgens met hersenscans van apen.

Wetenschappers hebben vastgesteld dat de hersenen van mensen en apen qua structuur vergelijkbaar zijn. In hun conclusies waren de onderzoekers echter van mening dat apen geen schaamtegevoel hebben en bepaalden ze de plek in de menselijke hersenen waar het geweten zich kan "verbergen". In de beschrijving van hun werk merkten de specialisten op dat het geweten klein is en op een bol lijkt. Het is deze bolvormige structuur in de hersenen die een signaal afgeeft aan een persoon over de morele beoordeling van gedrag en die een persoon ook helpt om handelingen in te delen in slecht en goed.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ], [ 4 ], [ 5 ]