Hogere consumptie van plantaardige vetten is geassocieerd met lagere totale en cardiovasculaire sterftecijfers

In een recent onderzoek, gepubliceerd in JAMA Internal Medicine, ontdekten onderzoekers dat er een verband is tussen de inname van dierlijk en plantaardig vet en de sterftecijfers als gevolg van hart- en vaatziekten (HVZ) en andere oorzaken.

Voedingsvetten spelen een belangrijke rol bij het behoud van celmembranen, het leveren van energie, het absorberen en transporteren van vetoplosbare vitaminen, het moduleren van de activiteit van ionkanalen en het reguleren van signaaloverdracht. Plantaardige vetten bevatten meer enkelvoudig onverzadigde en meervoudig onverzadigde vetten, terwijl dierlijke vetten meer verzadigde vetten bevatten. De laatste jaren is er steeds meer wetenschappelijke belangstelling voor onderzoek naar de impact van vetconsumptie op de gezondheid, afhankelijk van de bron van deze vetten.

Er is echter beperkt bewijs voor het verband tussen vetinname uit verschillende bronnen en de menselijke gezondheid. Hoewel eerdere experimentele en internationale studies suggereren dat het verminderen van vetinname gunstig is, hebben recente cohortstudies, meta-analyses en klinische studies tegenstrijdige resultaten opgeleverd.

In deze prospectieve cohortstudie onderzochten onderzoekers of de consumptie van vetten uit dierlijke of plantaardige bronnen de totale sterfte en de sterfte door hart- en vaatziekten in de Verenigde Staten zou kunnen verhogen.

De onderzoekers verzamelden gegevens van deelnemers aan de NIH-AARP Diet and Health Study van 1995 tot 2019 en analyseerden deze van februari 2021 tot mei 2024. Er werden vragenlijsten gebruikt om gegevens te verzamelen over demografie, antropometrie, levensstijl en voeding, inclusief vetbronnen.

De onderzoekers gebruikten de Dietary Questionnaire van het National Cancer Institute (NCI) om voedingsgegevens te verzamelen. Ze bepaalden de doodsoorzaken van de deelnemers door deze vervolgens te koppelen aan het Death Master File van de Social Security Administration. De deelnemers werden gevolgd tot 31 december 2019, of tot hun overlijden, afhankelijk van wat zich het eerst voordeed.

De onderzoekers gebruikten Cox-regressies met proportionele hazards met meervoudige correctie om hazard ratio's (HR's) en absolute hazard differences (ARD's) over 24 jaar te schatten. Covariaten in de studie omvatten leeftijd, geslacht, body mass index (BMI), etniciteit, ras, fysieke activiteit, rookstatus, opleidingsniveau, burgerlijke staat, gezondheidstoestand, diabetes, vitaminesupplementen en de inname van eiwitten, koolhydraten, transvetten, cholesterol, vezels en alcohol bij aanvang.

Van de 407.531 deelnemers waren er 231.881 (57%) mannen, met een gemiddelde leeftijd van 61 jaar. De gemiddelde dagelijkse vetinname uit dierlijke en plantaardige bronnen was respectievelijk 29 en 25 gram. Een hogere inname van plantaardige vetten, met name uit granen en plantaardige oliën, ging gepaard met een verlaagd risico op sterfte door alle oorzaken en hart- en vaatziekten. Daarentegen ging een hogere inname van dierlijke vetten, met name uit zuivelproducten en eieren, gepaard met een verhoogd risico op sterfte door alle oorzaken en hart- en vaatziekten.

De resultaten van het onderzoek toonden aan dat het verhogen van de inname van plantaardige vetten, met name plantaardige oliën en granen, het risico op totale sterfte en hart- en vaatziekten verlaagde. Daarentegen ging het verhogen van de inname van dierlijke vetten, met name eieren en zuivelproducten, gepaard met een verhoogd risico op sterfte. Deze bevindingen kunnen helpen bij het ontwikkelen van voedingsaanbevelingen om de gezondheid van de mens te verbeteren.