Wetenschappers hebben verklaard dat vrouwen niet dommer zijn dan mannen

De wijdverbreide mening dat vrouwen van nature dommer zijn dan mannen, is door een groep Amerikaanse experts weerlegd. Volgens de onderzoekers worden iemands intellectuele capaciteiten niet beïnvloed door geslacht, maar door de sociale omgeving waarin ze opgroeien.

Het onderzoek, uitgevoerd door een groep neurologen aan de University of Chicago Medicine, toonde aan dat de hersenen van mannen en vrouwen even groot zijn of kleine verschillen vertonen, waaronder dezelfde hippocampus. Dit gebied vormt kortetermijn- en langetermijngeheugens, emotionele reacties op bepaalde gebeurtenissen in iemands leven, helpt bij het navigeren in de ruimte, en de hippocampus wordt ook beschouwd als een "informatiefilter", omdat het bepaalt welke gebeurtenissen in het geheugen blijven en welke simpelweg worden gewist.

Wetenschappers gingen er tientallen jaren van uit dat de hippocampus bij mannen groter is en dat het sterke geslacht daarom als intellectueel beter ontwikkeld werd beschouwd dan het zwakkere geslacht.

Maar een team van neurologen onder leiding van Liz Elliott bestudeerde meer dan 70 wetenschappelijke artikelen, waaronder MRI- gegevens van meer dan 6.000 gezonde patiënten.

Na analyse concludeerden de experts dat de hippocampus in de hersenen van mannen en vrouwen eigenlijk even groot is.

De auteur van het project merkte op dat de argumenten voor de intellectuele superioriteit van mannen ten opzichte van vrouwen juist de grootte van de hersenen betreffen. Bovendien zijn er veel onderzoeken die de verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke hersenen bevestigen. Alle onderzoeken waren echter gebaseerd op een klein deel van de beschikbare gegevens en de groep van Elliott analyseerde een enorme hoeveelheid informatie, waarna ze hun conclusies bekendmaakten.

Zoals neurologen hebben gesteld, zijn er praktisch geen verschillen tussen de hersenen van mannen en vrouwen, en de gevonden verschillen zijn onbeduidend. Als je de gegevens zorgvuldiger bestudeert en je niet beperkt tot de conclusies van sommige wetenschappelijke studies, zul je zien dat er vrijwel geen verschillen zijn tussen de hersenen van vrouwen en mannen.

Lisa Elliott merkte ook op dat andere wetenschappelijke werken, die de resultaten van verschillende onderzoeken combineerden, eveneens de bekende stereotypen over de verschillen tussen het mannelijke en vrouwelijke brein weerlegden.

Volgens professor S. Drobyshevsky van de Staatsuniversiteit van Moskou ontstond het stereotype van de intellectuele superioriteit van het sterkere geslacht omdat de mannelijke hersenen, of preciezer gezegd de hypothalamus, als groter werden beschouwd. Dit deel van de hersenen is echter niet verantwoordelijk voor intelligentie. Vrouwen zouden ook dommer zijn, omdat hun hersenen gemiddeld 100 gram lichter zijn. Professor Drobyshevsky benadrukt echter dat vrouwen gemiddeld kleiner zijn dan mannen en dat hun lichaamsgewicht ook lager is dan dat van het sterkere geslacht. Als we rekening houden met de grootte van de hersenen in verhouding tot het lichaamsgewicht, dan is de massa van de mannelijke en vrouwelijke hersenen gelijk. De complexiteit van de hersenen hangt samen met de activiteit van neuronen, maar niet met de grootte ervan.

Opvallend is dat in de praktijk blijkt dat mensen met een grote hersenen toch enkele afwijkingen hebben, met name manische stoornissen of epileptische aanvallen.

Wetenschappers merken op dat je alleen een vergelijking kunt maken tussen hersengrootte en intelligentie tussen soorten. Een mens zou bijvoorbeeld slimmer zijn dan een Australopithecus. Als we echter verschillende populaties mensen nemen, is deze aanpak onjuist.

De intellectuele ontwikkeling wordt voor een groot deel beïnvloed door de omgeving waarin iemand opgroeit, hoe hij is opgevoed en ook de erfelijke factor speelt een rol. Anders zou er geen behoefte zijn aan onderwijs, zouden mensen nu al slim of dom geboren worden en zou geen enkele school, universiteit, etc. de menselijke ontwikkeling kunnen beïnvloeden.

Het menselijk brein kan gevuld zijn met kennis, maar het kan ook leeg blijven; iemand kan een ‘slim’ brein hebben, maar het helemaal niet gebruiken, of zelfs een klein brein maximaal ‘belasten’.

[ 1 ]