Vette vis kan helpen bij behandeling van depressie

Depressie treft vaak niet alleen de persoon zelf, maar ook de mensen om hem heen. De behandeling van deze psychische aandoening is niet eenvoudig, aangezien bijna de helft van de patiënten niet reageert op antidepressiva. Maar wetenschappers uit Denemarken hebben een methode ontwikkeld om de effectiviteit van antidepressiva te verhogen. Het blijkt dat patiënten simpelweg meer vette vis in hun dieet moeten opnemen. Zoals de onderzoekers uitleggen, probeerden ze de biologische kenmerken van het lichaam te achterhalen waardoor er geen reactie is op antidepressiva, en ontdekten ze de afhankelijkheid van het vetzuurmetabolisme in het lichaam en de regulatie van de hormonale reactie op stress.

Dankzij het onderzoek konden specialisten vaststellen dat bij depressieve stoornissen de stofwisseling van vetzuren in het lichaam verandert onder invloed van hormonen.

Het effect van het eten van vette vis tijdens een depressie werd getest bij zeventig vrijwilligers. De specialisten namen 51 mensen op in de controlegroep. Bij alle deelnemers werden de cortisolspiegel (stresshormoon) en de vetzuurspiegels gemeten. De wetenschappers registreerden ook het voedingspatroon van de deelnemers. Na voorlopige analyses gaven de wetenschappers de patiënten een eerste kuur antidepressiva (zes weken), die indien nodig werd verhoogd. Hieruit bleek dat de patiënten die niet op de behandeling reageerden, een verstoorde vetzuurstofwisseling in hun lichaam hadden.

Vervolgens werden alle deelnemers in verschillende groepen verdeeld, afhankelijk van de hoeveelheid vette vis die ze aten. De mensen die het minst op de behandeling reageerden, waren degenen die weinig vette vis aten. In de groep die één of twee keer per week vis at, was de effectiviteit van de antidepressiva 75%. In de groep die helemaal geen vis at, werd het effect van de behandeling slechts in 23% van de gevallen waargenomen. Specialisten zijn van plan om in de nabije toekomst het verband tussen producten en de effectiviteit van therapie voor andere aandoeningen te onderzoeken.

Volgens een nieuwe studie aan een van de universiteiten in de Verenigde Staten zijn depressieve stoornissen, slaapproblemen en concentratieproblemen de afgelopen decennia vele malen vaker vastgesteld. Na analyse van gezondheidsgegevens van ongeveer 7 miljoen mensen (met name tieners) en een vergelijking met gegevens uit de jaren 80, ontdekten experts dat moderne tieners bijna 40% vaker geheugenproblemen hebben, 74% vaker slaapproblemen, en twee keer zo vaak hulp zoeken bij psychologen. Van alle ondervraagde studenten voelde bijna de helft zich depressief; volwassen deelnemers aan de studie uitten vaker klachten over slaapproblemen, eetluststoornissen, vermoeidheid en onwil om iets te doen, wat klassieke symptomen van depressie zijn. Ondanks alle tekenen van depressie ontkenden velen echter deze stoornis te hebben.

Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat de afgelopen jaren veel meer patiënten voor depressie zijn behandeld dan enkele decennia geleden.

Deskundigen suggereren dat deze trend verband houdt met het toegenomen publieke bewustzijn van psychische stoornissen. De laatste jaren worden dergelijke psychische stoornissen niet langer als iets schandelijks gezien en worden ze niet langer afgewezen. Mensen met de diagnose depressie stemmen twee keer zo vaak in met het gebruik van antidepressiva. Deskundigen zijn er echter van overtuigd dat de therapie patiënten met ernstige problemen heeft geholpen, maar de symptomen die veel negatieve gevolgen kunnen hebben, niet voor 100% heeft weggenomen. In hun onderzoek vonden de wetenschappers ook een afname van het aantal zelfmoorden onder tieners, maar dit is vrij laag in vergelijking met de verspreiding van depressie.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ], [ 4 ], [ 5 ], [ 6 ], [ 7 ], [ 8 ], [ 9 ]