Eerlijkheid is een mentale ziekte

Begin juni verschijnt in de Verenigde Staten een boek van Dan Ariely, hoogleraar gedragseconomie aan Duke University, getiteld "The (Real) Truth About Dishonesty: How We Lie to Everyone, Above Ourselves". De belangrijkste stelling is: slechts weinig mensen bedriegen op grote schaal, maar bijna iedereen bedriegt op kleine schaal, en de tweede vorm van oneerlijkheid is veel schadelijker, meldt de Wall Street Journal, die fragmenten uit het boek van de auteur zelf heeft ontvangen.

Dr. Ariely haalt aan het begin een verhaal aan dat een student vertelde over het vervangen van een slot. De slotenmaker die hij belde, bleek een filosoof te zijn en zei dat sloten op deuren alleen nodig zijn om eerlijke mensen eerlijk te houden. Eén procent van de mensen zal zich altijd eerlijk gedragen en nooit stelen. Een ander percentage zal zich altijd oneerlijk gedragen en constant proberen je slot te forceren en je tv te stelen; sloten zullen je waarschijnlijk niet beschermen tegen verstokte dieven - die, als het echt nodig is, wel een manier vinden om je huis binnen te komen. Het doel van sloten, aldus de slotenmaker, is om je te beschermen tegen de 98% van de overwegend eerlijke mensen die in de verleiding zouden komen om je deur te forceren als er geen slot op zat.

Wat is de aard van oneerlijkheid? Ariely en zijn collega's voerden een experiment uit waarbij deelnemers werd gevraagd om zoveel mogelijk problemen in 5 minuten op te lossen. Voor geld. De onderzoekers experimenteerden met de hoogte van de beloning en kwamen tot de conclusie dat deze factor niet het verwachte effect had op de uitkomst van het experiment. Bovendien nam het aantal valsspelers af wanneer de hoogste prijs werd toegekend aan één opgelost probleem. Misschien was het onder dergelijke omstandigheden moeilijker voor deelnemers om vals te spelen, terwijl ze toch hun eigen eerlijkheid behielden, suggereert Ariely.

Het veranderen van de kans om op heterdaad betrapt te worden, heeft ook geen invloed op de uiteindelijke resultaten. Om dit te verifiëren, introduceerden de wetenschappers een "blinde" leider in het experiment, die de proefpersonen op basis van hun resultaten een betaling uit de gemeenschappelijke mand liet ontvangen.

In het tweede deel van het experiment bestond de beloning voor slimheid niet uit geld, maar uit tokens (die vervolgens ingewisseld konden worden voor geld). Het bleek dat hoe indirecter het voordeel dat uit fraude kon worden gehaald, hoe groter de kans dat iemand bezwijkt voor de verleiding om te bedriegen.

Iemand wordt ook aangemoedigd om te liegen door de zekerheid dat hij niet de enige is die liegt. Op een gegeven moment werd een nep-"student David" in het scenario opgenomen, die een minuut na de start van het experiment verklaarde dat hij alle problemen had opgelost en, knipogend, met een stapel geld naar huis ging. Na deze brutaliteit sprongen de "prestaties" van de deelnemers aan het experiment, vergeleken met de controlegroep, drie keer zo hoog. Alsof hij het kan, waarom ik dan niet?

Ariely noemt onder andere factoren die de neiging tot bedrog vergroten mentale uitputting, wanneer het voor iemand makkelijker is om op kleine schaal te bedriegen dan om een moeilijke taak eerlijk af te ronden. Ook het besef dat liegen niet de bedrieger zelf ten goede komt, maar een bepaald "team". En een leugen om verlossing, wanneer iemand eraan gewend raakt de werkelijkheid te "verfraaien" ter wille van een aantal goede (naar zijn mening) doelen.

[ 1 ]