Allergie-injecties zijn effectief, ongeacht de dosis of de ernst van de reactie

Jaarlijks krijgen ongeveer 2,6 miljoen Amerikanen allergeenspecifieke immunotherapie, beter bekend als 'allergie-injecties'. Deze behandelingen zijn al tientallen jaren beschikbaar en zijn over het algemeen veilig en effectief.

Het verbazingwekkende is dat wetenschappers nog steeds niet volledig begrijpen hoe deze injecties precies werken. We weten dat de therapie kleine hoeveelheden van het allergeen bevat. En we weten dat blootstelling aan het allergeen immuuncellen desensibiliseert en allergische reacties helpt voorkomen.

Wetenschappers weten echter niet hoe verschillende doses van het allergeen verschillende patiënten beïnvloeden. Ook weten ze niet welke immuuncellen het beste doelwit zijn voor deze behandelingen.

Wetenschappers van het La Jolla Institute for Immunology (LJI) onderzoeken nu hoe allergie-injecties de immuuncellen beïnvloeden die gevaarlijke allergische reacties veroorzaken.

Onderzoek naar allergie voor huiskakkerlakken

Onderzoeker Alessandro Sette en zijn collega's ontdekken de basis voor allogene immunotherapie door de T-cellen van het immuunsysteem gedetailleerd te bestuderen. T-cellen zijn belangrijk omdat ze allergische reacties veroorzaken. T-cellen 'herinneren' zich eerdere blootstelling aan allergenen en waarschuwen andere immuuncellen wanneer deze verschijnen.

In een recent onderzoek gepubliceerd in het Journal of Allergy and Clinical Immunology richtten onderzoekers zich op de manier waarop allergie-injecties de T-celreacties beïnvloeden bij kinderen (8-17 jaar) met een kakkerlakkenallergie.

Kakkerlakkenallergieën komen veel voor, vooral in stedelijke gebieden en arme buurten, waar ongeveer 89% van de huizen kakkerlakkenallergenen heeft. Jonge kinderen lopen de grootste kans op een kakkerlakkenallergie en lopen het risico op potentieel dodelijke astma-aanvallen.

Net als veel kinderen met een kakkerlakkenallergie kregen de deelnemers aan deze studie immunotherapie met een kakkerlakkenextract. Dit extract bevat eiwitten van de kakkerlakken zelf en hun uitwerpselen, die bewerkt en gezuiverd worden om ze veilig te kunnen injecteren.

Maar extracten zijn anders. Er zijn verschillende bereidingsmethoden en sommige extracten kunnen meer allergenen bevatten dan andere. Betekent dit dat de dosering van belang is?

De onderzoekers vonden geen verschil in de reacties van T-cellen op allergenen in hoge of lage concentraties in het extract. Zolang de juiste kakkerlak-eiwitten in het extract aanwezig waren, leek de dosering er niet toe te doen.

Zoals Sette opmerkt: "Een klein beetje is al genoeg. Dat is het goede nieuws. Je kunt van elk extract min of meer dezelfde immuunreactie verwachten."

Dankzij het onderzoek konden wetenschappers zich ook richten op een gespecialiseerd type T-cellen, Th2-cellen, als primaire doelen van allogene immunotherapie.

"Dit type T-cel is belangrijk bij de ontwikkeling van astma en allergische reacties", aldus Sette.

Deze ontdekking helpt verklaren waarom allergieprikken meestal zo goed werken. Als je Th2-cellen kunt desensibiliseren voor een allergeen, kun je die schadelijke symptomen waarschijnlijk verminderen.

Het stoppen van de "op hol geslagen trein"

Het LJI-team onderzocht vervolgens hoe immunotherapie tegen kakkerlakkenallergenen werkte bij verschillende groepen kinderen. Ze vergeleken de Th2-celreacties van kinderen met een ernstige kakkerlakkenallergie met die van kinderen met een milde allergie. Welke groep zou er meer baat bij kunnen hebben?

"Het is mogelijk dat kakkerlakkenextract alleen effectief is bij mensen met een ernstige allergie voor kakkerlakken", zegt Sette. "Want als de allergie mild is, kan het effect minder zijn."

Aan de andere kant, merkt Sette op, gaan wetenschappers ervan uit dat milde allergieën makkelijker te beheersen zijn. "Misschien is het moeilijker om een ernstige allergie te onderdrukken als iemand die heeft. Het is heel moeilijk om een op hol geslagen trein tegen te houden als die op volle snelheid rijdt", zegt Sette.

De LJI-experimenten brachten nog meer goed nieuws. Sette en zijn collega's ontdekten dat de immunotherapie werkte, ongeacht hoe ernstig de aanvankelijke allergische reactie van de patiënt was.

De onderzoekers zijn van plan hun werk in de toekomst uit te breiden naar andere T-celsubtypen. Ze zijn ook van plan de genexpressie te analyseren om beter te begrijpen welke T-cellen het doelwit zijn van immunotherapie.

Als u deze basisprincipes begrijpt, kunnen we de allergie-injecties wellicht verbeteren en effectiever maken voor meer patiënten.

"Deze studie zou de weg kunnen vrijmaken voor de ontwikkeling van therapieën die niet gebaseerd zijn op ruwe extracten, maar op moleculair nauwkeurig gedefinieerde componenten", aldus Ricardo Da Silva Antunes, Ph.D., senior onderzoeker bij LJI en de eerste auteur van de studie.