De trapeziusspier (m. trapezius) is plat en driehoekig van vorm, met een brede basis die naar de achterste middenlijn wijst. De spier beslaat het bovenste deel van de rug en de achterkant van de nek.
De musculus iliocostalis is het meest laterale deel van de musculus erector spinae. Deze spier ontspringt op de crista iliaca, de binnenkant van de oppervlakkige laag van de thoracolumbale fascia.
De musculus erector spinae is de sterkste van de autochtone rugspieren en loopt over de gehele lengte van de wervelkolom, van het heiligbeen tot aan de schedelbasis.
De ruggenmergspier (m. spinalis) is de meest mediale van de drie delen van de spier die de wervelkolom strekt. De spier grenst direct aan de doornuitsteeksels van de borst- en halswervels.
De transversale wervelkolomspier (m. transversospinalis) bestaat uit een veelheid aan gelaagde spierbundels die schuin omhoog lopen van de laterale naar de mediale zijde, van de dwarsuitsteeksels naar de doornuitsteeksels van de wervels.
De multifidusspieren (mm. multiridi) zijn spier-peesbundels die ontspringen aan de dwarsuitsteeksels van de onderliggende wervels en vasthechten aan de doornuitsteeksels van de bovenliggende wervels.
De rotatorspieren van de nek, borstkas en lendenstreek (mm. rotatores cervicis, thoracis et lumborum) bevinden zich in de diepste laag van de rugspieren, in de gleuf tussen de doornuitsteeksels en de dwarsuitsteeksels.
De spieren die de ribben heffen (mm. levatores costarum) worden onderverdeeld in korte en lange spieren. De korte spieren bevinden zich mediaal ten opzichte van de externe intercostale spieren in de achterste delen van de intercostale ruimte.
De doornuitsteeksels van de nek, borst en lendenstreek (mm. interspinales cervicis, thoracis et lumborum) verbinden de doornuitsteeksels van de wervels met elkaar, beginnend bij de tweede halswervel en lager.
